woensdag 11 februari 2015

Deze week

Deze week is een doodnormale week die bestaat uit gaan werken, voor Lore zorgen, de huishoudelijke dingen… Vorig jaar was deze week helemaal anders.

De eerste dag van deze week herbeleefde ik op elk onbewaakt moment alles wat vorig jaar gebeurde. Het was een film die zich ongevraagd in m’n hoofd bleef afspelen. Traantjes verbijten en kroppen in de keel. Dat was de eerste dag.

De tweede dag van de week ging ik werken en dacht ik daar al weer iets minder aan. Het was pas ’s avonds dat ik kort bedacht hoe vreselijk die tiende februari was vorig jaar. Niet alleen de negende was vreselijk, maar de dag erna ook. Misschien zelfs meer. Het was pas ’s avonds dat ik eraan dacht dat dit de dag was waarop ik een inzinking kreeg waardoor drie dokters zich over me ontfermden. Drie dokters, behalve de dokter die uren op zich liet wachten met nieuws over mama.

De derde dag van deze week was ik gewoon heel erg moe. Komt het door de weinige slaap die ons Loretje ons nog gunt? Of ben ik onbewust toch veel meer bezig met het herbeleven van de hele situatie? Hoe dan ook, vandaag dacht ik er weer kort aan dat het vorig jaar de dag was dat ik weer onophoudelijk aan het huilen was, op de dienst intensieve zorgen dit keer. Het zien van je moeder die in coma gehouden wordt, die vecht voor haar leven, doet iets met een mens. Dat was de elfde februari, maar ook de twaalfde, dertiende… Ik weet niet meer wanneer het precies was dat mama terug wakker werd en enkele woorden sprak tegen ons. Ik weet wel nog heel erg goed hoe het was, maar niet meer wanneer het was.

Ik weet ook nog dat ik een jaar geleden deze woorden schreef: Maar het allerbelangrijkste en allermooiste zei mama gisteren aan ons allemaal: “ ’t Is erg, mo kmoen der deure”. En toen waren we dolgelukkig. Onze mama, een vechter! Altijd al geweest. Ze laat zich niet zomaar iets zeggen. Ze volgt niet zomaar de regeltjes van andere mensen! Mama vecht voor haar eigen geluk en nu doet ze het opnieuw. 

Deze woorden herlezen… Het is raar. Want enkele weken daarna blogde ik deze woorden: Een week geleden stapten we stralend het ziekenhuis buiten. Dolgelukkig met de evolutie die we toen al zagen, zo tevreden dat mama nog steeds mama was en dat ze kon praten met ons. Ik hoop dat dat niet een uniek moment was dat niet meer terugkomt. Maar beangstigend is het wel, je eigen mama niet meer te verstaan. Nog triester is het wanneer je eigen mama geen zin meer heeft om iets te zeggen, omdat het haar toch niet lukt. Don’t slip away.


En dit herlezen is nog veel raarder. Dit was mijn grote angst, dat mama niet meer zou spreken, dat die ene zin een uniek moment was. Nu weet ik dat die angst werkelijkheid geworden is. We maakten toen een hoopvolle beslissing, waar ik nooit spijt van zal hebben. Ik zal er nooit spijt van hebben dat we mama een kans gaven. Ik zou er wel altijd spijt van hebben gehad als we haar geen kans gaven. Maar tegelijk weet ik nu ook veel meer dan vorig jaar. We weten hoe haar situatie nu is. En we weten ook dat mama niet de kwaliteit in haar leven krijgt die ze verdient. We weten ook dat we vorig jaar niet zomaar een beslissing konden nemen, want mama had een briefje met een laatste wil. Dat briefje bestaat nog steeds. En daar moeten we het mee doen. Want mama kan het zelf niet zeggen. Ik zie mama wenen. Ik zie dat ze het niet meer ziet zitten. Maar ze kan het ons niet zeggen. Is het dan niet aan ons om dat lelijke woord uit te spreken en het haar te vragen? Is het dan niet aan ons om mama de kans te geven om onze beslissing van vorig jaar te betwisten? Ik vind van wel. We zijn het haar verschuldigd.