Toen ik zes was, wilde ik heel graag een pop krijgen van Sinterklaas. Niet zomaar een pop, want zelfs als zesjarige snotneus was ik al heel kieskeurig. Ik wilde een baby born, een pop die kon eten, drinken, wenen, pipi en kaka doen… Van mama moest ik dat zelf vragen aan de échte Sint. Dat was dik tegen mijn gedacht. Mijn vaste bloglezers weten ondertussen wel dat ik het niet zo voor die man heb. De motivatie was echter groot en ik zette even mijn angst opzij, zodat ik aan de Sint kon vragen wat ik zo graag wou. Flink meisje ben ik. Mama zei erna wel dat ze dacht dat ik dat niet zou krijgen. Beïnvloedbaar meisje ben ik. Ik hoopte, maar ik vreesde.
Toen was de dag er… De chocolade lag er, net als de mandarijntjes en de picknickjes. Wat broer en zus kregen weet ik niet meer. Maar wat ik kreeg, dat weet en heb ik nog steeds. Ik kreeg wèl een baby born. Luid roepend schopte ik mama uit het bed: “Ik heb wel een baby born gekregen! Ik heb wel een baby born gekregen!” Blij meisje was ik omdat mama verkeerd was geweest.
Deze pop was en is mijn kindje, ook al had ik er tientallen andere. Deze ene is en blijft mijn echte pop. Nu woont ze in mijn kast, in een stoeltje.
Deze week moest ik mijn kast opruimen. Mama wist dat en is stiekem in mijn kast gaan kijken. Toen zag ze de pop zitten en moest ze denken aan toen ik een klein meisje was, en dat vond ze leuk.
Poppen en schoenen? Ja, schoenen. De kast is heel netjes nu, maar er is geen plaats meer voor een pop. De schoenen hebben haar plaats ingenomen. Ik vertelde aan mama dat ik nog niet wist waar ik de pop moest doen. Toen werd ze boos. Ze zei dat de schoenen maar uit de kast moeten, dat de pop bij mij hoort, dat de pop bij mij moet blijven. Ik vond het gek dat mama zoveel belang hechtte aan de pop. Maar stiekem vond ik het ook een beetje leuk, want zo ben ik niet de enige die een plastiek kindje absoluut niet weg kan doen.
Plastiek kindje of niet… Ik ben 22 en dan moet een meisje schoenen in haar kast hebben, en geen poppen.