Mama’s laatste momenten staan in mijn geheugen gegrift en op mijn netvlies gebrand. Hoe ze zelf als eerste uit de zetel recht stond en duidelijk maakte dat wij maar moesten volgen, hoe zij zo zeker van haar stuk met elke stap dichter naar haar laatste minuut toeging. Ze ging liggen in haar bed als was het voor een dagdagelijks rustmomentje. Er leek voor haar niets bijzonders aan dat gaan liggen, maar toch goed wetende dat ze ging liggen om te sterven. De onbewogenheid uit het hele moment zal me altijd bijblijven, ik zal er altijd bewondering voor hebben. Als mensen mijn mama een sterke vrouw noemen, dan hebben ze gelijk. Maar dan weten ze nog niet hoe sterk ze dat laatste moment geweest is. Die vraag blijft in mijn hoofd malen: “Hoe sterk moet je daar niet voor zijn? Kiezen om te sterven, terwijl je dat eigenlijk niet wil, en als het dan zover gekomen is, er zo zeker uit te zien?” Dat bewonder ik in haar. Dat ze zelfs de laatste minuut geen enkele twijfel liet zien.
En daarna, mijn eigen mama zien sterven, voor mijn ogen. Dat
moment delen met papa, broer en zus. Intiemer dan dat wordt het niet meer. Voor
mama het mooiste wat we haar konden geven: de aanvaarding van haar keuze. Bij haar
blijven tot haar laatste adem. Haar niet alleen laten sterven. En haar van deze
aarde laten vertrekken, wetende dat ze voor ons alles betekent.
En dat maakt je plots twintig jaar ouder en twintig jaar
volwassener. Maar tegelijk is het verdriet zo intens en zo groot dat ik me
terug een heel klein meisje voel dat staat te stampen, roepen, schreeuwen: “IK
WIL MIJN MAMA!”